Hoogleraar Wageningen UR: 'Bepaling kwaliteitsnorm voor oppervlaktewater deugt niet'

De huidige methode die het risico van bestrijdingsmiddelen voor het milieu bepaalt, heeft geen enkele ecologische grondslag. Dat stelde bijzonder hoogleraar prof. Paul van den Brink (Chemische stress ecologie aan Wageningen Universiteit) tijdens zijn oratie op 4 december 2008. Volgens prof. Van den Brink is de huidige wetenschappelijke onderbouwing van de norm voor de algemene waterkwaliteit, het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR), niet toereikend om de gevolgen van normoverschrijdingen realistisch in beeld te krijgen. 'In de EU-wetgeving is nu opgenomen dat er geen onaanvaardbare effecten mogen optreden, terwijl de verantwoordelijke instanties hebben nagelaten aanvaardbare effecten te omschrijven in termen van kwantificeerbare eindpunten’, aldus Van den Brink. Van den Brink wil dat risicobeoordelaars en mensen van de industrie gezamenlijk de beschermdoelen voor het milieu vastleggen. De buitengewone leerstoel van prof. Van den Brink wordt gefinancierd uit een consortium met onder andere Syngenta, Bayer en Wageningen UR.

De MTR is voornamelijk gebaseerd op resultaten van laboratoriumtests met organismen die onder gecontroleerde omstandigheden in aanraking komen met giftige stoffen, zoals bestrijdingsmiddelen. Methoden die alleen gebruikmaken van de gevoeligheden van individuen van een organisme in een laboratorium voldoen niet, aldus de hoogleraar. Ook zijn ecologische data en theorie nodig.

Onderzoek bij Alterra heeft in de afgelopen jaren uitgewezen dat drie processen van wezenlijk belang zijn voor de manier waarop soorten en ecosystemen reageren op chemische stress, aldus de hoogleraar. Naast de intrinsieke gevoeligheid van soorten voor chemicaliën is ook van belang hoe verschillende soorten in het ecosysteem samen op de stof reageren, en hoe snel het ecosysteem herstelt, zegt Van den Brink.
Zo reageren watervlooien en algen verschillend op de toediening van een insecticide. ‘Het aantal watervlooien daalt als gevolg van de toediening van het insecticide, een voorbeeld van de gevolgen van de intrinsieke gevoeligheid. Als reactie hierop neemt het aantal algen toe, omdat de graasdruk door watervlooien afneemt, een voorbeeld van ecosysteeminteracties. Omdat het insecticide uit het water verdwijnt, door afbraak en hechting aan sediment en waterplanten, kunnen de watervlooien zichzelf herstellen. Hierna neemt het aantal algen af als gevolg van de toegenomen graasdruk.’ Dit voorbeeld maakt volgens Van den Brink duidelijk dat begrip van ecosystemen een vereiste is voor een betere wetenschappelijke onderbouwing van de ecologische risicobeoordeling van chemische stoffen.

Promovendi van de leerstoelgroep Aquatische ecologie en waterkwaliteitsbeheer, waaraan Van den Brink is verbonden, ontwikkelen modellen die de invloed van bestrijdingsmiddelen op populatieniveau voorspellen. Het model Perpest kan zelfs de effecten van onbekende concentraties van bestrijdingsmiddelen op ecosystemen voorspellen. Zulke modellen zijn hard nodig, aldus de hoogleraar, omdat het financieel en praktisch onhaalbaar is om een groot aantal chemische stoffen te toetsen op een groot aantal ecosystemen.

Er moeten ook ecologische gegevens gebruikt worden om een ecologisch risico te bepalen, vindt Van den Brink. ‘Om de gevolgen van normoverschrijdingen realistisch in te schatten, voldoen methodieken die alleen gebruikmaken van de gevoeligheden van individuen in een laboratorium gewoon niet. In de EU-wetgeving is nu opgenomen dat er geen onaanvaardbare effecten mogen optreden, terwijl de verantwoordelijke instanties hebben nagelaten aanvaardbare effecten te omschrijven in termen van kwantificeerbare eindpunten.’ Van den Brink wil dat academici, risicobeoordelaars, risicomanagers en mensen van de industrie gezamenlijk de beschermdoelen voor het milieu vastleggen.

Prof.dr.ir. Paul van den Brink (Oss, 1968) is rondde in 1992 zijn opleiding Milieuhygiëne in Wageningen af. Hierna deed hij zeven jaar onderzoek naar de ecologische risico’s van pesticiden. In 1999 promoveerde hij op dit onderwerp aan Wageningen Universiteit. Tegenwoordig is hij onderzoeker aan het onderzoeksinstituut Alterra, onderdeel van Wageningen UR, en aan de leerstoelgroep Aquatische ecologie en waterkwaliteitsbeheer van Wageningen Universiteit. Hij is tevens President van de Europese tak van de Society of Environmental Toxicology and Chemistry (www.setac.org). De buitengewone leerstoel van prof. Van den Brink wordt gefinancierd uit een consortium met onder andere Syngenta, Bayer en Wageningen UR.

Bronnen:
http://www.resource.wur.nl/home.php?r=1&id=2742
http://www.allepersberichten.nl/persbericht/1919/1/Ecologie-onmisbaar-vo...
http://scientificjournals.com/sj/espr/Pdf/aId/10960
http://www.setacjournals.org/perlserv/?request=get-abstract&doi=10.1897%...
http://pubs.acs.org/doi/full/10.1021/es801991c?cookieSet=1
http://www.setacjournals.org/archive/1551-3793/2/3/pdf/i1551-3793-2-3-20...

Recent